Één van de bewoners aan de overkant van de weg komt naar buiten gelopen.

Het is een man op leeftijd.

Hij vraag je waarom je buiten op straat loopt, terwijl de sirenes van het luchtalarm nog steeds loeien.
Je haalt je schouders op, half binnensmonds mompel je dat het niets uitmaakt.
De man glimlacht en vraagt nog een keer wat er scheelt.

Je verteld de man over de noodstroomvoorziening, over wat de pastoor je eerder vertelde en dat je niet weet of het je lukt.
Een warme hand glijdt over je schouder, de man kijkt je aan, met een vriendelijke stem maakt hij je duidelijk dat hij de jongen is waar de pastoor je over heeft verteld.

Inmiddels is zijn vader overleden.
De man verteld je dat hij je kan helpen, maar dat de instructies voor zijn deel van het opstarten van de noodstroomvoorziening liggen in de Zuidmolen.
Hij heeft hier namelijk lange tijd gewerkt.

Vol frisse moed loop je richting de Zuidmolen, op de splitsing Kloosterstraat - Drentselaan blijf je staan.